NaNoWriMo: de eerste tien bladzijden
Hugo zit in zijn donkerblauwe Toyota RAV in gedachten verzonken met zijn vingers tegen het kartonnen koffiebekertje te tikken. Hij zet het tuitje van het plastic dekseltje aan zijn mond. Niets. De beker is leeg. Hij wordt zich bewust van zijn eigen tijdrekken, en besluit dat hij gewoon uit moet stappen en naar binnen moet gaan. Hij kijkt links en rechts over de geasfalteerde weg met zijn rode fietsbanen, maar er is niemand op straat die hem ziet of die hem later zou kunnen identificeren.
Hij heeft het gevoel dat hij alles fout doet. Had hij wel met zijn eigen auto moeten komen? Had hij zich niet onopvallender moeten kleden? Misschien had hij een petje moeten dragen om zijn gezicht te kunnen bedekken? Allemaal vragen, maar geen antwoorden. Hugo is er aan gewend. Terwijl hij uitstapt drukt hij vlug een kus met zijn vingertoppen tegen de foto van zijn Esmée, die aan het dashboard hangt. Hugo loopt vlot naar de overkant en passeert het huizenblok, waarvan hij de linker hoekwoning een bezoek zal gaan brengen. Hij controleert de sleutel in zijn jaszak en de vijltjes die hij meegenomen heeft. Die zullen hem toegang verschaffen.
Via het zijpad bereikt hij de smalle achterom met aan weerszijde manshoge schuttingen. De tuinen hier bieden veel privacy, denkt hij opgewekt. Bij de eerste poort blijft hij staan en voelt aan de deurklink. De hendel beweegt omlaag en met een klein duwtje gaat hij open. Hugo stapt de tuin in en sluit het hek zachtjes achter zich. Hij draait zich om en neemt zijn omgeving in zich op. Eerst werpt hij zijn blik op de bovenverdiepingen, om in te schatten of hij gezien is, maar boven ziet hij geen teken van leven. Links en rechts wordt hij gedekt door hoge schuttingen en een rij dichte coniferen. De tuin is klein, opgeruimd. Een onderhoudsvriendelijke tuin met veel klinkertjes en borders voor begroeiing. Tegen het huis aan staat een loungebank in hoekopstelling met een afdekzeil er overheen. Verder is de tuin leeg. Tuintafel, stoelen en parasol zijn opgeborgen; meneer Geelhoed lijkt zich voorbereid te hebben op een natte herfst.
Hugo is zijn onrust verloren en voelt zich meer ontspannen als hij bij de achterdeur staat. Hij heeft het gevoel dat deze operatie soepel verloopt en dat geeft hem vertrouwen. Hij diept de sleutel op uit zijn jaszak en probeert hem in het slot te steken, maar de cilinder geeft teveel weerstand. Waarschijnlijk zijn de lengtegroeven niet diep genoeg. Dat was ook het probleem bij de sleutel die hij als oefening van zijn eigen achterdeur heeft nagemaakt met de 3D printer. Dat was eenvoudig verholpen. Hij genoot ervan dat hij met behulp van een fotootje met zijn mobiel en het opmeten van de lengte en dikte van de originele sleutel hem na kon maken met een 3D printer. De tijden veranderen, denkt hij bij zichzelf.
Met een vijltje werkt hij de groef bij. Even een druppeltje olie in het slot en dan glijdt de sleutel naar binnen en draait Hugo het slot open. Wauw, denkt hij en is trots op zichzelf. Even twijfelt hij voor de deuropening. Huisvredebreuk, galmt het door zijn hoofd. Een absolute no-go, is hem in de opleiding geleerd. Alles wat je nu vindt of aantreft kan niet als bewijsmateriaal worden opgevoerd voor een rechtbank. Maar dit onderzoek zal geen voedingsbodem vormen voor een strafzaak. Hugo wil alleen de feiten kennen, waarheidsvinding. En hij wil natuurlijk de kop van Rene zien als hij hem verteld waar hij zijn Colt verborgen heeft. Grijnzend stapt hij de keuken in.
Hugo staat in een kleine, functionele, moderne keuken. De kastjes zijn glanzend wit uitgevoerd met lange chromen handvatten die over de breedte van de kastjes lopen. Het ruikt er fris naar schoonmaakmiddel, iets met citroen. Het aanrecht is leeg en opgeruimd en schoon en alles staat geordend op zijn plek. Hij opent een paar kastdeurtjes en ziet de inhoud met militaire precisie uitgestald. Het is alsof hij in de showroom van de keukengigant terechtgekomen is. Niet wat hij verwacht had van een vrijgezelle man.
Geconcentreerd inspecteert Hugo de muren en plafonds om te zien of er bewakingscamera’s hangen. Ook in de woonkamer controleert hij eerst of er camera’s hangen. Hij ziet ze niet en dat komt overeen met zijn verwachtingen. Dan laat hij zijn ogen over de woonkamer glijden. De inrichting is modern, strak. Boven de bank hangen drie grote ingelijste tekeningen aan de muur met in elk een jonge, naakte vrouw in een ballethouding. Smaakvol en een beetje prikkelend. De vloer is ingelegd met beige plavuizen met een roze structuurtje. Hé, een open haard. Hugo is dol op de geur van brandende houtblokken. Ervoor ligt een groot koeienvacht in bruin-witte kleurstelling op de grond. Hier zal meneer Geelhoed zijn slachtoffers wel neervlijen, denkt Hugo, de casanova. Verder valt een glimmend, bordeauxrode, metalen dressoir op met daarop een aantal fotolijstjes met portretten en groepsfoto’s. Rene staat op de meeste foto’s, samen met een of meer andere personen. In de één herkende hij Rene’s zus, die haar broertje een keer ophaalde aan het eind van een cursusdag. Een andere foto toont het hele gezin voor een restaurant, Rene en zijn zus zijn daar in hun tienerjaren. De moeder ziet er uit als een struise, sterke vrouw, zijn vader lang en slank met een vrolijke lach op zijn gezicht.
Hugo bekijkt de rest van het huis. De gang met wc, de trap naar boven, twee slaapkamers en een badkamer. Alles keurig opgeruimd en schoon. Via een vaste trap bereikt hij de zolderverdieping. Hier voelt hij zich meer thuis. Het is er minder opgeruimd, en hier liggen allerlei spullen die verband houden met Rene’s hobby’s. Er staan een paar elektrische gitaren, en een rek met verschillende militaire tenues, gevechtshelmen en gezichtsmaskers. Kleding voor Airsoft games. Op tafel liggen CO2 patronen en zakken met munitie. BB’s staat er op de zakken. Biologisch afbreekbaar. Hier zal hij zijn Colt replica pistool ook verborgen hebben, verwacht Hugo. Uit de binnenzak van zijn jas haalt hij een metaaldetector te voorschijn, een hand detector die hij bij een beveiligingswinkel gekocht heeft. Hij stelt hem in op iets minder gevoelig, omdat de zolder vol met metalen voorwerpen zit. Desondanks piept het apparaat bij bijna alle voorwerpen of dozen die hij scant en Hugo legt de scanner even weg, want hier heeft hij er niets aan. Hij gaat op de ouderwetse manier verder met zoeken en opent doos na doos, tevergeefs. Hij wordt wanhopig. Het is ook een klein pistooltje. "Waarom niet een Kalasjnikov of zo, Rene?" mompelt hij voor zich uit, "dat is toch veel stoerder?"
Op de zolder vindt hij geen Colt. In de slaapkamer en de logeerkamer komt de detector beter van pas. De kledingkasten heeft hij op die manier snel gecontroleerd. Maar ook daar vindt hij het pistool niet. Zou hij dan ergens in de huiskamer liggen? Of misschien wel buiten in de schuur. Net als hij de trap af wil lopen hoort hij uit de huiskamer het geneurie van een vrouw. Zijn hart slaat over van paniek. Potverdomme, zo meteen wordt hij betrapt. Hij doet gauw een paar stappen terug op de overloop en luistert of hij kan bepalen waar ze is. Het klinkt wat verder weg, waarschijnlijk in de keuken. Hij hoort de vrouw in de achtertuin neuriën en door het slaapkamerraam ziet hij haar de schuur ingaan. Hij ziet ook haar fiets in de achtertuin staan. Hugo overweegt zijn opties. Hij kijkt op zijn mobiel om te zien hoe laat het is: half vier. Als hij snel is zou hij misschien door de voordeur kunnen ontsnappen. Maar hij weet niet of de voordeur op slot zit. Hij kan ook wachten tot ze weggaat. Dan kan hij daarna de benedenverdieping doorzoeken. Hugo twijfelt en dan zwaait de schuurdeur weer open en komt de vrouw met een volle wasmand naar buiten. Snel doet hij een stap terug om uit haar zicht te blijven, maar hij herkent haar van de foto op het dressoir: het is Rene’s moeder. Ze loopt met de wasmand naar binnen en Hugo weet niet goed wat te doen.
Dan hoort hij haar geneurie in volume toenemen en haar voetstappen op de trap. In paniek kijkt hij om zich heen. Hij doet het eerste wat in hem opkomt en rolt zich tegen het tweepersoonsbed van Rene aan. Het frame is iets te laag voor hem, maar hij kan hem omhoog duwen en zich eronder wurmen. Hij is net op tijd, want op dat moment loopt ze de slaapkamer in. Hij buigt zijn hoofd schuin achterover en dan kan hij haar net zien. Ze zet de wasmand op bed en haalt een strijkplank uit de kledingkast. Hugo ligt in een ongemakkelijke houding, maar durft zich niet te bewegen. Al neuriënd is de vrouw het wasgoed van Rene aan het wegwerken. Ze werkt snel en nauwkeurig en bergt de gestreken goed direct op in de kledingkasten. Ze kent haar weg. Hugo haalt voorzichtig zijn gsm uit zijn broekzak om te kijken hoe laat het is. Ze is twintig minuten bezig. Dan bergt ze de strijkplank weer op. Hugo zucht inwendig van opluchting, want de spanning is inmiddels omgeslagen in verveling.
Ze pakt de wasmand van het bed en wil de slaapkamer uitlopen, maar ze stopt en keert zich om naar het bed. Hugo’s ademhaling stokt. Ze strekt zich uit alsof ze iets oppakt wat op het bed ligt. En dan ziet Hugo dat ze nieuwsgierig zijn metaaldetector van alle kanten bekijkt. Ze trekt kort haar schouders op en hangt het dan in de kledingkast aan een haakje naast de stropdassen. Op dat moment trilt zijn mobiel twee keer kort en maakt daarbij een indringend zoemend geluid. Hugo kan wel door de grond zakken. Hij sluit zijn ogen en probeert een smoes te bedenken voor als ze op haar knieën naast het bed zit en hem voorover gebogen aankijkt. Maar zijn hersens maken kortsluiting. En alles wat Hugo doet is met zijn ogen dicht wachten op wat komen gaat, terwijl hij zijn telefoon stevig in zijn handen fijnknijpt. Dan hoort hij haar de kamer verlaten en de trap afdalen. Het is nu helemaal stil in de slaapkamer. Hugo hoort alleen nog het zware bonken van zijn hart in zijn borstkas.
Na een paar minuten durft Hugo zich weer te bewegen. Hij kijkt op zijn smartphone welk berichtje hem zojuist bijna verraden heeft. Inbraak alarm. Verbaasd kijkt Hugo naar de beelden die zijn beveiligingscamera’s naar zijn toestel streamen. Hij ziet Rene en Frank in zijn huiskamer rondlopen en systematisch door zijn kastjes en laden heengaan. Hugo schudt zijn hoofd vanwege het toeval dat zij nu net in zijn huis aan het rondsnuffelen zijn, en hij hier bij Rene onder het bed ligt. En dan te bedenken dat ze vanavond rond zeven uur een afspraak hebben met zijn drieën voor hun wekelijkse rocksessie in zijn garage. Wat een situatie.
Hij luistert of hij Rene’s moeder nog hoort. Hij hoopt dat ze snel vertrekt, dan kan hij nog een half uurtje verder zoeken naar de Colt. En dan moet hij opschieten, want hij moet nog weer terug naar Apeldoorn en de spits is alweer begonnen. Hugo hoort nog gerommel beneden en wacht. Dan valt zijn blik op een metalen doos die aan de andere kant van het bed tegen de latten bodem hangt. Het hangt ter hoogte van zijn voeten en hij kan er vanuit deze positie onmogelijk bij. Geduld.
Als hij denkt dat het veilig is komt Hugo onder het bed vandaan. Hij werpt vlug een blik in de achtertuin. De fiets is weg. Hij loopt naar de andere kant van het bed en voelt met zijn handen aan het blik. Hij trekt en duwt en wrikt, en dan komt het blik los. Hij hoort aan het geluid dat er een metalen voorwerp in zit. Got you, motherfucker, denkt Hugo triomfantelijk. Hij zet het blik op het bed neer en opent de deksel. En inderdaad. Daar ligt een grijze Colt M1911 A1 replica. Hij tilt het wapen op. Dit is de eerste keer dat hij een pistool in handen heeft. Hij bekijkt hoe het in elkaar zit. Links naast de grip zit een knopje die blijkbaar het magazijn uitwerpt. Hugo schuift het magazijn weer terug op zijn plek. Bovenin bij zijn duim zit een palletje. Dat palletje valt in een inkeping en Hugo kan het met een klik omlaag schuiven. Het pistool voelt best nog wel zwaar. Hij neemt het wapen even in beide handen en richt op de kledingkast. Zachtjes geeft hij wat druk op de trekker en pffw. Daar ketst een airsoft kogeltje tegen de kast, dan de radiator en tot slot de muur. Hugo schuift geschrokken het schuifje bij zijn duim weer omhoog. Dat zal de veiligheidspal wel zijn geweest.
Snel springt hij op bed en neemt een selfie terwijl hij grijnzend met de Colt poseert. Colt in de doos, doos weer onder het bed. Kogeltje oprapen, metaaldetector uit de kledingkast pakken. En snel de trap af naar beneden. In zijn RAV reflecteert hij kort op de afgelopen anderhalf uur. En dan start hij de auto om zo snel mogelijk naar huis te gaan en kijken of hij nog twee inbrekers op heterdaad kan betrappen.
Door de verkeersdrukte arriveert Hugo iets over zes uur bij zijn huis. Hij parkeert zijn auto in de oprit, zo dicht mogelijk tegen de garage aan. Frank en Rene zijn al vertrokken. Hij bestudeert zijn voordeur, maar ziet geen sporen van braak. Ook bij de achterdeur valt hem niets op waaruit blijkt hoe ze binnen zijn gekomen. Hij haalt zijn schouders op en sluit de deur achter zich. Hij wordt enthousiast begroet door een Maltezer die blij rondjes om haar as draait en tegen zijn been aanspringt.
"Hé waakhond" groet Hugo terug en tilt het beestje op om even te knuffelen.
"Jij hebt die inbrekers zeker net zo enthousiast begroet als het baasje, of niet dan?" zegt Hugo als hij haar weer neerzet. Hij weet dat hij niet fair is, want Charlotte ziet Frank en Rene de afgelopen drie kwart jaar elke week, dus het zijn geen onbekenden. Maar hij is ervan overtuigd, dat als het vreemden waren geweest, ze niet waakser gereageerd zou hebben. Hij pakt de riem van de kapstok en laat Charlotte uit.
Hugo schuift zijn lege bord van zich af. Hij kijkt op zijn smartphone: tien over half zeven. Hij kan nog net even een inspectieronde doen, want hij is erg nieuwsgierig hoe zijn maten binnen zijn gedrongen. Eerst maar een rondje buiten, voordat het te donker wordt om nog iets te zien. Het rondje om het huis levert hem geen nieuwe aanwijzingen op. Wel ziet hij verschillende dingen waarop hij het inbrekers moeilijker kan maken. En gezien zijn recente wisseling van professie is het misschien wel verstandig om iets meer aan inbraakpreventie te doen. Ook de ronde binnen levert hem geen nieuwe informatie op. Hij voelt zich een amateur. Dit is het werkgebied van een forensisch onderzoeker, maar als kleine zelfstandige 'particuliere onderzoeker' vindt hij dat hij allround moet zijn.
Zijn gedachten worden verstoord door een auto die zijn oprit op rijdt. Daar zul je ze hebben, denkt Hugo. Hij wordt blij bij de gedachte dat ze vanavond weer op bezoek komen. Hij heeft Rene en Frank dit voorjaar leren kennen bij de opleiding 'Particulier Onderzoeker'. Het was een klasje van elf personen, maar hij voelde zich direct aangetrokken tot hen twee. Er waren veel overeenkomsten: gevoel voor humor, levensvisie, denkniveau, alle drie gek op muziek. En ze waren alle drie aan het omscholen. Maar dat gold eigenlijk voor alle elf deelnemers. Maar de meeste andere cursisten waren politieagent of militair. En dat is toch anders in de omgang.
De mannen komen via de achterdeur binnen en ze groeten elkaar hartelijk. In de afgelopen maanden hebben ze een eigen groet ontwikkeld die het meest lijkt op een omhelzing met het hoofd links, daarna het hoofd rechts en dan kort maar stevig de armen rond de middel aantrekken en afsluiten met een gekreund 'orff'. Rene showt enthousiast zijn nieuwe gitaar. Hugo kan niet wachten om hem de foto te tonen die hij vanmiddag gemaakt heeft, maar hij gunt Rene zijn plezier. Terwijl Frank en Rene verder babbelen over de gitaar, zet Hugo onderwijl koffie.
"Nog spannende dingen gedaan vandaag?" vraagt Hugo.
Het gesprek tussen Frank en Rene hapert voor een moment. Maar ze herstellen zich snel en het lijkt of ze Hugo’s vraag niet gehoord hebben.
"Ik heb vanmiddag een selfie gemaakt, echt heel cool. Zien?" zegt Hugo en hij diept zijn mobieltje op uit zijn broekzak. Hij houdt het Rene en Frank voor het gezicht en probeert zo neutraal mogelijk te kijken. Rene reageert alsof hij een blote vrouw door de keuken ziet rennen en kijkt met stomheid naar de foto. Voor Frank is het wat lastiger om te beoordelen waar hij naar kijkt. Dan realiseert hij zich dat Hugo als eerste een opdracht voltooid heeft en hij heft een zware bulderlach aan. Ook Hugo houdt zijn gezicht niet langer strak.
"En dan hier nog een foto, die is ook heel leuk." zegt Hugo. Hij veegt de selfie naar links en nu toont het scherm een still van de bewakingscamera, waarop Rene en Frank in zijn huiskamer staan voor een open secretaire en Frank net een laatje opentrekt. Even is het stil en dan barsten ze alle drie in lachen uit, Rene een beetje als een boer met kiespijn.
De mannen delen opgewonden hun ervaringen. Hugo vertelt over de sleutel. Hoe hij een week eerder, tijdens hun wekelijkse oefensessie even naar de wc was gegaan en toen Rene’s huissleutels uit zijn jaszak gepikt had en op de wc een foto had gemaakt en de maten opgenomen. Nog geen vijf minuten later zaten de sleutels weer in zijn jaszak. En over het 3D printen en dat dat nog niet eenvoudig was, zelfs niet voor iemand met een IT achtergrond. Over de strijkende moeder en hoe hij onder het bed lag. En dat het eigenlijk geluk was dat hij het pistool gevonden had.
Rene en Frank zijn minder succesvol geweest met de opdracht die Hugo hen gesteld heeft: hoeveel heeft de overlijdensrisicoverzekering uitgekeerd na de zelfmoord van Esmée. Ze vertellen hoe Rene op het dak van de aanbouw was geklommen en het klapraampje in de slaapkamer had losgeschroefd en zo binnen was gekomen. En nee, ze hadden de beveiligingscamera’s niet gezien. Maar dat Hugo zo’n verzameling papieren rotzooi had, dat ze dagen nodig zouden hebben om de informatie te vinden. Ze zijn daarom na een uurtje weer zonder resultaat vertrokken. Ze hadden in een restaurantje lekker gegeten en waren daarna op hun gemak weer hiernaartoe gekomen voor de muzieksessie.
Voor alle drie is het een hele leerzame ervaring geweest, iets wat hen in de opleiding niet geleerd is, maar wat zij als cruciaal beschouwen in het veldwerk. Wat de spanning met je doet en hoe je je zenuwen onder controle houdt. Maar ook over de stress en druk om binnen een korte tijd iets specifieks te moeten vinden. Daarna verzinken ze alle drie even in gepeins. Totdat Frank zijn koffiekop opheft en zegt: "Mannen, op feiten en op de waarheid"
"Op waarheidsvinding" antwoorden Rene en Hugo en ze toosten met hun koffiekopjes.
"Zeg, zullen we nog even wat herrie maken?" vraagt Hugo.
Instemmend pakt Rene zijn gitaar op en met zijn drieën lopen ze naar de garage die door Hugo omgevormd is tot oefenruimte.
Hugo drinkt nog een laatste kop thee voor hij naar bed gaat. De jongens zijn een half uur geleden vertrokken, het is bijna middernacht. Charlotte ligt op zijn schoot. Hij streelt haar zacht over haar kop terwijl hij rustig heen en weer wiegt in zijn schommelstoel. Hij kijkt naar een aantal werken van Esmée die aan de muur hangen. Naast hem op tafel staat haar urn.
Hier richt hij zich vaak tot haar. Alsof ze nog steeds samen zijn. Niet dat hij hardop tegen de urn praat, dat is raar, meer op een telepathische wijze. Hij richt zijn gedachten op haar en deelt zo zijn gevoelens en gedachten met haar. Ze helpt hem om zijn gedachten te ordenen. En ook nu heeft hij behoefte aan contact met haar. Op een vreemde manier heeft hij het gevoel dat hij vandaag een mijlpaal heeft bereikt en hij plannen moet smeden voor de toekomst.
Maar er komen geen woorden of gedachten die hij aan haar kan sturen. Er is alleen dat grote gat, die holte waar normaal zijn longen zitten. Het is de fysieke pijn in zijn lichaam, nadat een deel van hem bruut uit hem weggerukt is. Zonder anesthesie, zonder vooraankondiging. Hij zit hier met om hem heen alles wat hij lief heeft. Kon hij het maar met haar delen, kon hij nog maar één keer tegen haar zeggen hoeveel hij van haar houdt. Kon hij haar nog maar één keer in zijn armen nemen. Met zijn pols veegt hij de tranen uit zijn ogen en via zijn smartphone start hij het nummer "No Surprises" van Radiohead over de draadloze speakers. Dat nummer heeft hij grijs gedraaid in de eerste periode na Esmées overlijden.
Om drie uur is hij moe genoeg om te slapen en gaat hij naar bed.